Zodra bij een inspectie meetmiddelen worden gebruikt om conformiteit vast te stellen, schrijft de ISO/IEC 17020 voor, dat deze apparatuur is gekalibreerd (ISO/IEC 17020:2012 6.2.6) en periodiek wordt getest op geschiktheid (ISO/IEC 17020:2012 6.2.3). Meetmiddelen kunnen van alles zijn; een rolmaat, een waterpastoestel, een thermometer, gewichten, etc. Om aan te tonen, dat de tijdens de inspecties gebruikte meetmiddelen geschikt zijn, dienen een aantal zaken geregeld te worden.
The inspection body shall have available, suitable and adequate facilities and equipment to permit all activities associated with the inspection activities to be carried out in a competent and safe manner. (ISO/IEC 17020:2012 6.2.1)
Uiteraard is een deugdelijke identificatie van de apparatuur van belang (ISO/IEC 17020:2012 6.2.4). Het meetmiddel moet immers te herkennen zijn om een registratie te kunnen bijhouden van welke middelen in gebruik zijn en wanneer deze zijn gecontroleerd en gekalibreerd. Een sticker is meestal niet afdoende. Het risico dat de identificatie verloren gaat dient te worden geminimaliseerd. Een typeplaatje met een serienummer kan wel een goede vorm van identificatie zijn.
Voordat een meetmiddel in gebruik wordt genomen, dient het te worden gekalibreerd. Indien mogelijk door een erkend kalibratielab. Nadat de nauwkeurigheid van het apparaat (het referentie-apparaat van de inspectie-instelling) is vastgesteld, kan de inspectie-instelling a.d.h.v. dit apparaat, andere apparaten van dezelfde makelij zelf kalibraties uitvoeren op de apparaten die door de inspecteurs ‘in het veld’ worden gebruikt. De referentie-meetmiddelen van de inspectie-instelling mogen niet voor inspecties worden gebruikt, maar dienen op een veilige plaats te worden bewaard (ISO/IEC 17020:2012 6.2.8). Op basis van een risico-analyse kan hiervoor een programma opgesteld worden waarin wordt vastgelegd hoe vaak een kalibratie dient te worden uitgevoerd (ISO/IEC 17020:2012 6.2.9). Ook kan voor de bepaling van de kalibratiefrequentie gebruik gemaakt worden van de richtlijnen uit ILAC G24.
Het is verstandig om de identificatienummers van de tijdens de inspectie gebruikte meetmiddelen vast te leggen op het desbetreffende inspectierapport. Indien achteraf blijkt dat een meetmiddel ondeugdelijk is, kan zodoende exact worden getraceerd welke inspecties mogelijk negatief zijn beïnvloed en eventueel opnieuw moeten worden uitgevoerd.
Voor een sluitende registratie van de kalibratie en de inzet van meetmiddelen tijdens de inspectie, is het gebruik van inspectie-software aan te raden. Let daarbij wel op, of de inspectie-software ook rekening houdt met de eisen uit de ISO/IEC 17020.
Type A of Type B meetinstrument?
De RvA maakt in het toelichtingsdocument T018 een onderscheid tussen Type A en Type B meetinstrumenten. Voor Type A is kalibratie en herleidbaarheid vereist, voor Type B instrumenten niet. Meetinstrumenten mogen als Type B worden aangemerkt indien de apparatuur wordt gebruikt om metingen over te dragen of te vergelijken, wanneer de apparatuur wordt gebruikt ter indicatie en voor metingen met een brede tolerantie.
André Wisselink
Sinds 1991 actief in certificatie en inspectie. Richtte in 1996 zijn eigen inspectiebedrijf op waarvoor in 1999 accreditatie werd behaald. Sinds 2008 actief als consultant voor ISO/IEC 17020. Vragen? Stuur een E-Mail !
Laatste posts van André Wisselink (alles)
- Nu ook 17020 QUICK-SCAN - 23 februari 2024
- Wereld Accrediatiedag 2023 #WAD2023 - 2 juni 2023
- Nieuwe versie van het RvA Toelichtingsdocument T021 (monsterneming) - 27 mei 2023